De mensenrechten: rechten (en plichten) voor jou en mij


2.4. Samenhang en indeling van de mensenrechten

Door al deze rechten bij elkaar in één verklaring op te nemen, wordt hun onderlinge samenhang wel gesuggereerd, maar de UVRM doet geen concrete uitspraak over die samenhang. Het dichtst erbij komt de volgende paragraaf uit de Preambule: 

Overwegende, dat de volkeren van de Verenigde Naties in het Handvest hun vertrouwen in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de mens en in de gelijke rechten van mannen en vrouwen opnieuw hebben bevestigd, en besloten hebben om sociale vooruitgang en een hogere levensstandaard in groter vrijheid te bevorderen; (…)

Hier worden sociale vooruitgang, een hogere levensstandaard én een grotere vrijheid, als één samenhangend geheel gezien.

Het schijnt schrijver dezes echter toe dat een meer expliciete duiding van de samenhang in de mensenrechten zowel mogelijk als gewenst is, en wel als volgt:

Er kan geen vrijheid voor een ieder zijn, zonder algemeen respect voor ieders gelijkwaardigheid, en maatschappelijke solidariteit voor allen.

Op grond hiervan kunnen de mensenrechten dan worden ingedeeld in persoonlijke vrijheidsrechten (“Vrijheid”) en voorwaardenscheppende rechten (“Gelijkwaardigheid” en “Solidariteit”).

Wie door armoede, of door de wet, of anderszins wordt gediscrimineerd (en dus niet als gelijkwaardig wordt behandeld), zit opgesloten in onderdrukkende beperkingen, en kan dus niet vrij zijn. 

Wie overal alleen voor staat, en in nood niet kan rekenen op steun van de gemeenschap, is een speelbal van het lot, en dus niet vrij.

Op het moment dat de UVRM werd opgesteld (in 1948) was dit raamwerk van vrijheidsrechten enerzijds, en voorwaardenscheppende rechten anderzijds,ongetwijfeld bekend. Maar vanwege de politieke tegenstellingen van die tijd (Kapitalisme versus Communisme) koos men toch voor een andere indeling, en deze is nog steeds de meest gebruikelijke. Enerzijds heeft men het dan over burgerlijke en politieke rechten (zoals vrijheid van meningsuiting, het recht op vrije verkiezingen, en het recht op privacy) en anderzijds over economische, sociale en culturele rechten (zoals recht op voldoende inkomen, recht op werk en sociale zekerheid, op onderwijs en op gezondheidszorg). Deze twee hoofdcategorieën worden ook wel aangeduid als resp. de eerste en tweede generatie mensenrechten – omdat ze historisch gezien in deze volgorde als mensenrechten zijn erkend.

Er bestaan reële (juridische) verschillen tussen beide categorieën rechten. 

De 1e generatie mensenrechten:

·       Is vooral gericht op het individu, in de vorm van persoonlijke rechten en vrijheden.

·       Laat zich goed formuleren in juridisch afdwingbare teksten.

·       Schendingen van deze rechten lenen zich hierdoor in de meeste gevallen voor een gang naar de rechter.

In de UVRM betreft dit de artikelen 3 t/m 21.

De 2e generatie mensenrechten:

·       Is meer gericht op de maatschappij als geheel, in de vorm van toezeggingen voor algemeen beschikbare voorzieningen.

·       De eisen die aan deze voorzieningen gesteld moeten worden zijn moeilijk exact te kwantificeren. Daardoor kunnen verdragsteksten hierover niet juridisch sluitend worden opgesteld.[1]

·       Tekortkomingen ten opzichte van de verdragsteksten zijn daardoor meer een onderwerp voor de politiek, dan voor de rechter.

In de UVRM betreft dit de artikelen 22 t/m 27.

 Overigens wordt er ook wel gesproken van een 3e generatie mensenrechten. Dit zijn de collectieve rechten van een volk, zoals het recht op zelfbeschikking, het recht op beheer van eigen grondstoffen, en het recht op vrede. Of deze rechten gezien moeten worden als mensenrechten is omstreden.[2]

Het verband tussen beide indelingen kan als volgt worden weergegeven:

1e generatie mensenrechten

(Burgerlijk en politiek)

2e generatie mensenrechten

(Economisch, sociaal en cultureel)

“Vrijheid”

“Gelijkwaardigheid”

“Solidariteit”

O.a.:

Vrijheid van meningsuiting

Vrijheid van beweging

Recht op asiel

O.a.:

Recht op bescherming tegen discriminatie

Recht op vrije verkiezingen

Recht op een eerlijk proces

O.a.:

Recht op onderwijs

Gezondheidszorg

Sociale voorzieningen

 

Recht op rechtvaardige economische verhoudingen

 <============

Recht op deelname aan het culturele leven

  <=============

<============

Vrijheidsrechten

Voorwaardenscheppende rechten

Tabel 1   Verschillende indelingen van de mensenrechten

Het recht op rechtvaardige economische verhoudingen is in de klassieke indeling onderdeel van de 2e generatie mensenrechten. Wanneer we kiezen voor een indeling in Vrijheid, Gelijkwaardigheid en Solidariteit, hoort het bij Gelijkwaardigheid.

Het recht op deelname aan het culturele leven is in de klassieke indeling eveneens onderdeel van de 2e generatie. In de voorgestelde indeling zou het in de groep van de persoonlijke vrijheidsrechten vallen.



[1] Volgens sommigen kwalificeren deze voorzieningen dan ook niet als rechten, omdat ze niet “in rechte” kunnen worden gevorderd. Voor juristen is dit een probleem, maar het terrein van de mensenrechten is breder dan het juridische domein alleen.

[2] In het Afrikaans Handvest van de Rechten van de Mens en het Volk worden deze rechten wel behandeld, in art. 19 t/m 24: zie paragraaf 1.


Vorige
                                                                                          Volgende

Terug naar inhoudsopgave