Armoede in
Nederland: de barmhartigheid van de participatiemaatschappij 5.8. Samenvatting: doelen en methoden De overheid heeft m.b.t. de bijstandswet twee hoofddoelen:
Op zichzelf genomen zijn dit geen verkeerde doelen. Wat wel verkeerd is, is het middel waarmee men beide doelen nastreeft, nl. het zo onaantrekkelijk mogelijk maken van de bijstand. Als de regeling onaantrekkelijk is zullen mensen er snel weer uit willen. En personen die misbruik willen maken van de regeling zullen zich wel twee keer bedenken als ze zien hoe onaantrekkelijk deze uitpakt. Dus wordt alles uit de kast gehaald:
Mensen zijn mensen, dus in
iedere grotere groep zitten zowel goeden als kwaden. Voor hen die een
bijstandsuitkering hebben zal dit niet anders zijn. Dit betekent concreet
dat er in deze groep zowel profiteurs zijn, als mensen die ongewild niet
in staat zijn voor zichzelf voldoende inkomen te verwerven. Het lukt de overheid niet om op
objectieve wijze onderscheid tussen deze groepen te maken, maar toch wil
men de profiteurs weren. Daarom creëert men, voor iedereen in de bijstand,
een omgeving die voor profiteurs onrendabel is. Profiteurs calculeren, dus
als zij zien dat de kosten niet opwegen tegen de baten, zullen ze zich wel
terugtrekken. Zij die de bijstand echt nodig hebben, blijven dan over. De kapitale denkfout van dit
systeem is, dat profiteurs per definitie asociaal zijn, en dus ongevoelig
zijn voor deze druk. Zij spelen het spel mee, laten zich ringeloren, en
gaan daarna weer lachend naar huis. Zij maken inderdaad een rekensom, maar
het is een andere dan waar de overheid rekening mee hield: “het kost me
bijna niets, en ik heb toch te eten!” En ondertussen zuchten de
weerlozen onder de knoet die voor de kwaadwilligen bedoeld was. Dit is vervolging. De overheid vervolgt de hele groep van mensen met een bijstandsuitkering. Dat men daarmee profiteurs wil treffen is niet relevant: men kan nl. weten, dat dit beleid ook een grote groep onschuldigen treft. Het armoedebeleid van de
overheid is primair bedoeld om mensen aan een betaalde baan te helpen.
Maar voor hen voor wie een baan er gewoon niet inzit blijft de druk toch
doorgaan. Uiteindelijk wordt die constante druk dan een vorm van
vervolging. Dat het systeem oneerlijk
uitpakt voor de onschuldigen wordt op een indirecte manier wel erkend,
door de instelling van de langdurigheidstoeslag (officieel: de individuele
inkomenstoeslag). Deze toeslag mag de gemeente nl. toekennen aan wie
langdurig (minimaal 3 jaar) op het minimumniveau leeft, en “geen uitzicht
heeft op inkomensverbetering”. Men realiseert zich blijkbaar wel dat er
binnen de bijstand een dergelijke groep bestaat, en dat deze groep lijdt
onder de voor hen onbedoelde gevolgen van het beleid Toch is er ook dan geen sprake
van enige ruimhartigheid. De toeslag wordt nl. alleen toegekend op “een
daartoe strekkend verzoek” van belanghebbende. En alleen als men zich in
het afgelopen jaar netjes aan alle verplichtingen gehouden heeft, en bijv.
niet gekort is. Wie zoet is krijgt (een beetje) lekkers, wie stout is de
roe. Maar met deze schrale fooi kan
men de kwalificatie van vervolging niet afkopen. Vervolging is niet alleen maar
vervolging wanneer het gebeurt uit kwaadaardigheid. Vervolging kan ook
plaatsvinden vanuit onachtzaamheid, onverschilligheid – of zelfs vanuit
goede bedoelingen. Dit is vervolging omdat het gaat
om het aanhoudend en stelselmatig misbruik maken van macht, tegenover
onschuldige personen die niet beschikken over een effectieve vorm van
verweer.
|
|||
Vorige Inhoudsopgave |
Volgende Download als PDF |
||