Armoede in Nederland: de barmhartigheid van de participatiemaatschappij

 

1. Wanneer spreken we van armoede?

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) hanteert de volgende definitie voor armoede:

Mensen zijn arm wanneer ze gedurende langere tijd niet de middelen hebben voor de goederen en voorzieningen die in hun samenleving als minimaal noodzakelijk gelden. [1]

Deze definitie draait om drie hoofdtermen: “gedurende langere tijd”, “in hun samenleving”, en “minimaal noodzakelijk.”

Gedurende langere tijd
Wie eens een maand heel weinig inkomen heeft, geldt nog niet meteen als arm. Volgens het SCP is iemand arm, als zijn inkomen gedurende tenminste een jaar gemiddeld onder de armoedegrens blijft.

In hun samenleving
Dit betekent dat een armoedegrens plaatsgebonden is. Wie in Nederland woont, is altijd beter af dan wie woont in een land waar hongersnood heerst. Toch betekent dit niet, dat armoede in Nederland “niet erg” is. Wie aangewezen is op een bijstandsuitkering verkeert, zeker als het lang duurt, in niet-benijdenswaardige omstandigheden. Voor wie in die situatie ook nog eens kinderen moet opvoeden, is het leven ronduit zwaar.

Minimaal noodzakelijk
Wat in een samenleving minimaal noodzakelijk is, kan op verschillende manieren benaderd worden.

Allereerst zou men kunnen uitgaan van alleen de primaire levensbehoeften: voedsel, kleding, een dak boven het hoofd. Dit niveau is echter zo laag, dat we het voor geen enkele Nederlandse burger acceptabel vinden. Alleen uitgeprocedeerde asielzoekers worden soms aan een dergelijk regime onderworpen (de bed-bad-broodregelingen).

Een tweede benadering gaat uit van wat in de context van de Nederlandse samenleving beschouwd kan worden als onmisbare uitgaven. Dat begint met zelfstandige woonruimte: huur, water, gas en licht. Maar men moet ook in verbinding kunnen staan met de maatschappij, al was het maar om op de hoogte te blijven van de steeds veranderende regelgeving: TV, smartphone, en een tablet of computer met Internetaansluiting. En men moet in staat zijn zich te verplaatsen (om boodschappen te doen, of om naar het arbeidsbureau te gaan), dus iets van vervoerskosten (tram, bus, fiets) is ook noodzakelijk. Het SCP heeft, gebruik makend van gegevens van het Nibud, hiervoor een budget samengesteld: het basisbehoeftenbudget. 

Het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, www.nibud.nl) is een onafhankelijk voorlichtingsinstituut, dat onderzoek doet naar, en voorlichting geeft over, de financiën van huishoudens.

Bij het opstellen van het basisbehoeftenbudget is het Nibud er van uit gegaan dat mensen met een laag inkomen op hun uitgaven proberen te besparen. De energiekosten heeft men bijvoorbeeld gesteld op 90% van het gemiddelde verbruik in Nederland. En voor meubels rekent het Nibud met de ‘eerstekwartielprijs’. Dat is een richtprijs waar 25% van de waargenomen prijzen onder ligt, en driekwart erboven. 

Het basisbehoeftenbudget komt, voor Nederlandse begrippen, neer op “op een houtje bijten.” Met dit budget kan men in de samenleving functioneren, maar meer ook niet. Zeker voor langere duur is dat te weinig.

Ieder mens heeft er recht op, om in de samenleving mee te kunnen doen. Dat betekent bijv. dat men lid moet kunnen zijn van een bibliotheek of een sportclub, en dat men sociale contacten kan onderhouden, dus af en toe bij iemand op bezoek kan gaan, of iemand thuis kan ontvangen.

In het basisbehoeftenbudget ontbreken de middelen voor het onderhouden van sociale contacten, en voor (een minimum aan) ontspanning. Daarom heeft het SCP ook een iets ruimer budget opgesteld, waarin deze elementen – op een heel bescheiden schaal – wel zijn opgenomen. Dit noemt men het niet-veel-maar-toereikendbudget.

Het laatste jaar waarvoor het SCP deze budgetten heeft opgesteld is 2017. Hieronder staat de samenstelling van beide budgetten, voor een alleenstaande [2].  

Referentiebudgetten voor een alleenstaande, 2017 (maandbedragen in euro’s) 

Basisbehoeftenbudget

(Minimaal noodzakelijke kosten)

Huur a)

443

Gas

60

Elektriciteit

20

Water

9

Telefoon, televisie en internet

54

Verzekeringen b)

45

Contributies en abonnementen

2

Vervoer

14

Kleding en schoenen

56

Inventaris

74

Onderhoud huis en tuin

24

Voeding

201

Was- en schoonmaakartikelen

6

Persoonlijke verzorging

21

Diversen

10

 

Totaal Basisbehoeftenbudget

1.039

a) Brutohuur, exclusief huurtoeslag.           
b) Exclusief ziektekostenverzekering en zorgtoeslag.

Niet-veel-maar-toereikendbudget

Minimaal noodzakelijke

 

kosten (zie tabel hierboven)

1.039

 

 

Aanvullend pakket voor sociale participatie en ontspanning:

 

Contributies en abonnementen c)

18,5

Bezoek ontvangen

19,5

Op bezoek gaan

5,5

Vakantie/uitgaan

39

Vervoer c)

13,5

Totaal sociale participatie en ontspanning

96

 

 

Totaal niet-veel-maar-toereikendbudget

1.135

c) Deze posten komen ook voor in het basisbehoeftenbudget, maar dan voor een lager bedrag.           

 (Overgenomen, met kleine aanpassingen, van de website van het SCP: zie https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/waar-ligt-de-armoedegrens/)

 

Het SCP spreekt zich niet ondubbelzinnig uit over wat men ziet als de armoedegrens in Nederland:

“De hoogte van de armoedegrens stellen we vast met twee referentiebudgetten. Het ene budget is strikter dan het andere. (…)  De meeste armoedecijfers in deze publicatie [“Armoede in kaart, 2019”] zijn gebaseerd op het niet-veel-maar-toereikendbudget.” [3]

Deze terughoudendheid is, voor het Sociaal en Cultureel Planbureau, moeilijk te begrijpen. Het basisbehoeftenbudget bevat immers geen middelen voor een sociaal en cultureel leven – zelfs niet op zeer bescheiden schaal.

* * * * * * *

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meet ieder jaar hoeveel mensen welk inkomen hebben. Daarmee is het CBS in de ideale positie om iets te zeggen over hoeveel mensen onder de armoedegrens leven. Het CBS heeft echter moeite met het begrip “armoede,” omdat men van mening is dat dit niet zuiver objectief te definiëren is.

Om toch tegemoet te kunnen komen aan de maatschappelijke behoefte om de omvang van armoede te meten heeft het CBS een eigen maatstaf ontwikkeld, nl. de lage-inkomensgrens. Deze heeft men afgeleid van het niveau van de bijstandsnormen in 1979. De betreffende bedragen heeft men vanaf dat punt steeds met de ontwikkeling van de prijsstijging geïndexeerd.

Deze lage-inkomensgrens komt vrijwel exact overeen met het basisbehoeftenbudget van het SCP.

Volgens het CBS leven bijna 1 miljoen mensen in Nederland onder de lage-inkomensgrens, waarvan 240.000 kinderen jonger dan 18 jaar. Bijna  400.000 mensen, waaronder 100.000 kinderen, verkeren al langer dan vier jaar achtereen in deze situatie. Deze aantallen fluctueren nauwelijks.

In onderstaande tabel worden voor het jaar 2017 [4] de maandbedragen van de besproken budgetten vergeleken met elkaar, en met de hoogte van de bijstandsuitkering. 

2017, per maand (netto bedragen)

Bijstandsuitkering(incl. vakantietoeslag)

Basisbehoeftenbudget (SCP)

Lage inkomensgrens (CBS)

Niet-veel-maar-toereikendbudget (SCP)

Alleenstaande

€ 986,52

€ 1.039

€ 1.040

€ 1.135

Paar zonder kinderen

€ 1.409,31

€ 1.423

€ 1.425 [5]

€ 1.555

We zien dat de lage-inkomensgrens van het CBS en het basisbehoeftenbudget van het SCP vrijwel identiek zijn. We zien ook dat een bijstandsuitkering onder dit niveau ligt. (Alle bedragen zijn netto.)

Anders dan het SCP berekent het CBS ieder jaar de armoedegrens. Daarom zullen we vanaf hier met de armoedegrens bedoelen: de lage-inkomensgrens volgens het CBS. 

* * * * * * *

Hieronder worden voor de jaren 2017 t/m 2020 de armoedegrens en de bijstandsnorm vergeleken voor alleenstaanden en voor een paar zonder kinderen. Hieruit blijkt dat de bijstandsnormen structureel enkele procenten onder de armoedegrens liggen.

Alleenstaande

2017

2018

2019

2020

Armoedegrens (lage-inkomensgrens)

€ 1.040

€ 1.060

€ 1.090

€ 1.100

Bijstandsuitkering incl. vakantietoeslag

€ 986,52

  992,12

€ 1.025,55

€ 1.052,32

Tekort (in % van de armoedegrens)

5,14%

6,40%

5,91%

4,33%

 

Paar zonder kinderen

2017

2018

2019

2020

Armoedegrens (lage-inkomensgrens)

€ 1.425

€ 1.460

€ 1.530

€ 1.550

Bijstandsuitkering incl. vakantietoeslag

€ 1.409.31

€ 1.417,32

€ 1.465,07

€ 1.503,31

Tekort (in % van de armoedegrens)

1,10%

2,92%

4,24%

3,01%

 (De bijstandsuitkeringen zijn steeds de bedragen per 1 januari van het genoemde jaar. Alle bedragen zijn netto.)

De overheid stelt de bijstand dus willens en wetens vast op een niveau onder de armoedegrens.



[2] Zowel het SCP als het CBS berekenen de referentiebudgetten alleen voor een alleenstaande in detail. De budgetten voor meerpersoonshuishoudens worden hiervan afgeleid d.m.v. vaste vermenigvuldigingsfactoren, de zgn. equivalentiefactoren. De equivalentiefactor voor een gezin zonder kinderen is bijv. 1,37. Dit betekent dat de gemiddelde uitgaven voor een gezin zonder kinderen 1,37 maal de gemiddelde uitgaven voor een alleenstaande zijn. Zie https://longreads.cbs.nl/welvaartinnederland-2019/bijlagen/

[4] 2017 is het laatste jaar waarvoor het SCP haar minimumbudgetten heeft gepubliceerd.

[5] Berekend uit de lage inkomensgrens voor alleenstaanden, m.b.v. de equivalentiefactoren van het CBS.


 
  Vorige

Inhoudsopgave
Volgende

Download als PDF