De mensenrechten: rechten (en plichten) voor jou en mij


2.2. Gelijkwaardigheid

Het “Gelijkheid” van de Franse Revolutie moeten we lezen als gelijkwaardigheid: het betekent niet dat ieder mens gelijk is of moet zijn aan ieder ander, maar dat ieder mens gelijkwaardig is aan ieder ander. Niemand kan op grond van geboorte, ras, huidkleur of een andere factor méér waard zijn dan een ander. Dit gebod van gelijkwaardigheid omvat dus tevens een verbod op discriminatie.

Gelijkwaardigheid betekent ook, dat het recht van de sterkste (of van de rijkste) niet zal gelden. En het betekent, dat niet willekeur zal regeren, maar de wet. Het betekent dat iedereen gelijk is voor de wet, en dat de wet gelijk is voor iedereen.

Een aantal voorbeelden uit de UVRM:

Artikel 2: Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.

Artikel 7: Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder onderscheid aanspraak op gelijke bescherming door de wet. Allen hebben aanspraak op gelijke bescherming tegen iedere achterstelling in strijd met deze Verklaring en tegen iedere ophitsing tot een dergelijke achterstelling.

Artikel 21, lid 2: Een ieder heeft het recht om op voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land.

Artikel 27, lid 1: Een ieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, om te genieten van kunst en om deel te hebben aan wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan.

Behalve dat iedereen recht heeft op een gelijkwaardige behandeling, moet de inrichting van de maatschappij ook zo zijn, dat deze gelijkwaardigheid ondersteunt. Daarvoor zijn in ieder geval algemene, eerlijke en vrije verkiezingen vereist, recht op een eerlijk proces, en rechtvaardige economische verhoudingen.

Hierover gaan o.a. de volgende artikelen:

Artikel 10: Een ieder heeft, in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging.

Artikel 20, lid 1: Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering.

Artikel 21, lid 3: De wil van het volk zal de grondslag zijn van het gezag van de Regering; deze wil zal tot uiting komen in periodieke en eerlijke verkiezingen, die gehouden zullen worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemmingen of volgens een procedure, die evenzeer de vrijheid van de stemmen verzekert.

Artikel 23, lid 1: Een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtmatige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid.

Artikel 23, lid 2: Een ieder, zonder enige achterstelling, heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid.

 

Vorige                                                                                       Volgende

Terug naar inhoudsopgave